De tuin zonder eind

De tuin zonder eind is een jeugdherinnering. Zo’n verstandelijk gehandicapt jongetje als Joris woonde in mijn jeugd naast ons. Na schooltijd speelde hij bij ons. Mijn zusjes en ik vonden het leuk, vooral ook omdat we zelf geen broertje hadden. Hij speelde met ons poppenhuis en zette de kat in een poppenwagentje en reed daarmee de kamer rond.
Joris is heel gelukkig in de tuin zonder eind. Doordat de seizoenen wisselen is er ook veel te beleven. Hij is boos als het zusje dat hij zou krijgen niet in het wiegje ligt en zijn pappa en mamma heel verdrietig zijn. Hij begrijpt er niets van en trekt zich terug in zijn eigen wereldje. Maar op een nacht kruipt er een jongen van ver weg door zijn slaapkamerraam en daardoor verandert Joris' leven.
Toen ik een klein meisje was stond er in ons huis ook een wiegje klaar en ik hielp mijn moeder met babykleertjes uitzoeken. Maar het kindje kwam niet. Er werd niet over gesproken, want ach ik was nog maar zo klein en ik vergat het. Maar al schrijvend over jeugdherinneringen in ‘De tuin zonder eind’, kwamen alle herinneringen van toen weer boven.